Exact twee jaar geleden, 19 maart 2007, beleefden we als gezin één van de meest afschuwelijke dagen van ons leven.
Op die dag brachten we onze dochter naar de kliniek in Smilde, waar ze haar gevecht tegen anorexia zou beginnen. Ik zit achterin de auto, naast Amber en hou af en toe haar koude handen vast. De sonde voeding pomp bungelt naast haar. Achterin liggen een paar persoonlijke dingen van haar, zoals een klein rieten nachtkastje, fotolijstjes, wat boeken, een lievelings dekbedovertrek en een knuffel.
Mijn lieve, zieke dochter van 12 die nog maar 34 kilo weegt. Die nooit gaat logeren omdat ze last van heimwee heeft. Nu moet ze gaan "wonen" in een kliniek voor jonge mensen met een eetstoornis. Nu moet ik het dierbaarste wat ik heb loslaten, overgeven aan anderen (lees; wildvreemden). Mijn moederhart schreeuwt, wil dit niet, wil haar bij me houden, wil haar zelf beter maken. Maar mijn verstand zegt dat dat niet mogelijk is. Dat ze sterft als we dit niet doen.
Amber komt in een huis met 6 andere meisjes, varierend in leeftijd van 12 tot 18 jaar. Er gelden zeer strenge regels. Er is voortdurend toezicht. Het voelt alsof ze een crimineel is. Maar de anorexia heeft het overgenomen in haar hoofd. Ze kan niet meer "gezond" denken. Eigenlijk is ze een crimineel, voor haarzelf. Ze pleegt roofbouw op haar eigen lichaam.
Ze komt eerst in de zogeheten RUSTfase waarin er voornamelijk aandacht geschonken wordt aan haar lichamelijke toestand, het afbouwen van sondevoeding, het stimuleren van meer eten en veel RUSTEN. Dit is erg moeilijk voor Amber (en elke andere anorexia patient) want ze wil bewegen om calorieën te verbranden. Zolang ze in deze fase is, mogen we zondag 's middags van 14 - 17 uur op bezoek komen en, omdat ze nog zo jong is, misschien ook de woensdagmiddag.
We pakken haar spullen uit, Amber wordt direct in een rolstoel gezet. Haar slaapkamertje is al net zo troosteloos als de "bewoners" van dit huis. Ik probeer het enigszins "gezellig" te maken voor mijn dochter en ben blij dat 1 van de muren geel is geverfd. Buiten begint de lente, maar in mijn hart is het nog nooit zo donker en koud geweest. Dit was toch niet de bedoeling? Dit heb je toch niet voor ogen als je een kindje krijgt en het met al je liefde goed probeert op te voeden? Dit verhaal hoort thuis in een film, een boek of desnoods bij iemand anders. Maar niet bij ons!
En dan komt tot echt het moment waarop Chris en ik haar moeten achterlaten. Het ineengedoken vogeltje in de rolstoel met een sondeslang in haar neus. Ik huil zoals ik nog nooit heb gedaan. De hele weg, 125 kilometer tranen.
Vandaag is dus heel dubbel voor mij. De beelden drijven weer boven, het verdriet voel ik weer. Maar er is nu ook blijdschap dat Amber zo'n vechter is. Ze is al een hele poos thuis en knokt iedere dag tegen de anorexia. Ik ben zo trots op haar. Ik heb haar zo lief.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten